Uit statistieken blijkt dat het gemiddeld netto besteedbaar inkomen van Nederlandse huishoudens in 2020 met 112 procent is gestegen ten opzichte van 1969. Dat betekent dat iemands netto besteedbaar inkomen vorig jaar 21,9 duizend euro bedroeg.
Tegelijkertijd groeide het bbp met 126 procent. De snelle groei van het BBP in vergelijking met het netto afschrijvingsinkomen is te wijten aan de stagnatie van het netto afschrijvingsinkomen per huishouden tussen 2001 en 2008. De stagnatie van het inkomen werd vaak veroorzaakt door hogere belastingen en premies. Als gevolg hiervan nam het bbp toe, maar daalde het aandeel per huishouden.
Over het algemeen zullen het bbp en het beschikbare inkomen evenredig toenemen. 2020 was de uitzondering op deze regel. Vorig jaar kromp het bbp met 3,7 procent en de omzet met 2,4 procent.
Het netto besteedbaar inkomen per huishouden is het te betalen bedrag voor huisvesting, boodschappen en vrije tijd. Dit bedrag omvat lonen, inkomen verdiend door zelfstandige arbeid en sociale uitkeringen. Particulieren kunnen dit inkomen naar believen besteden.
Alternatief besteedbaar inkomen omvat overheidsconsumptie zoals gezondheidszorg, onderwijs en sociale uitkeringen. Individuen zijn niet vrij om over dit inkomen te beschikken zoals ze willen, maar om het te gebruiken voor het beoogde doel.
Inclusief gestegen kosten voor gezondheidszorg, groeide het bbp en de inkomensgroei per hoofd van de bevolking in hetzelfde tempo tussen 2001 en 2008. Nederlanders maakten in die periode veelvuldig gebruik van gezondheidszorg, dat wil zeggen een hoog alternatief besteedbaar inkomen gecompenseerd door een laag alternatief besteedbaar inkomen.
‘Webgeek. Wannabe-denker. Lezer. Freelance reisevangelist. Liefhebber van popcultuur. Gecertificeerde muziekwetenschapper.’