Marcel Pilgrom voorspelt een sombere toekomst als Nederlandse beleidsmakers de maatregelen blijven vermijden die nodig zijn om een plek te veroveren tussen de beste kenniseconomieën ter wereld.
in Recente bijdrage In een gesprek met de NRC sprak Menno Tamminga het advies van de Staatscommissie voor Demografische Ontwikkeling tegen. De commissie beveelt aan om enkele Nederlandse economische sectoren, waar veel laagbetaalde buitenlandse werknemers werkzaam zijn, te vervangen door ‘op kennis gebaseerde economische sectoren’. Maar zoals Tamminga opmerkt, heeft Nederland geen kenniseconomie.
Met uitzonderingen als ASML is er weinig bewijs dat het tegendeel ondersteunt. Ons opleidingsniveau daalt dramatisch. In de vergelijkende PISA-score staan we op één na laatste. Met 2,3% van het bbp liggen de Nederlandse investeringen in R&D ruim onder het OESO-gemiddelde van 2,7% – en dat is al tientallen jaren zo. Toonaangevende landen als de Verenigde Staten, Taiwan, Korea, Duitsland en Japan besteden jaarlijks tussen de 3,2% en 3,7% van hun bruto binnenlands product. De Nederlandse kapitaalmarkt wordt gedomineerd door pensioenfondsen, die grotendeels risicomijdend zijn in het financieren van diepgaande technologie.
Om de Nederlandse investeringen in onderzoek en ontwikkeling bij te houden met eerdere investeringen zijn jaarlijks tien miljard euro extra uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling nodig. De overheid zal de helft van dit bedrag moeten dragen, hetzelfde bedrag dat nodig is om het eigen risico van de zorgverzekering af te schaffen. Bij de laatste verkiezingen hebben de Nederlandse kiezers duidelijk hun voorkeur uitgesproken.
De Nederlandse houding is risicomijdend, korte termijn en tolerant, zei ASML-topman Peter Wennink in een toespraak aan de Technische Universiteit Eindhoven. Mensen verwachten dat de overheid voor hen zorgt van de wieg tot het graf. Voor iedere financiële tegenvaller is er een vergoeding; Voor elke moeilijkheid is er een vrijstelling; Voor een strategische visie kun je het beste naar een oogarts gaan. Zestig jaar lang heeft onze economie deze positie kunnen ondersteunen omdat we op een enorme gaszeepbel dreven. En nu is dit spel voorbij. Ironisch genoeg zal de opwarming van de aarde onze zelfgenoegzame samenleving een ijskoude douche bezorgen.
Vanuit demografisch perspectief zal elke extra bevolkingsgroei ten koste gaan van ons milieu en onze manier van leven. De economische groei, aangedreven door meer low-tech industrieën, meer landbouw en meer financiële mazen in de wet, zal de komende tien jaar zijn grenzen bereiken. Ofwel beperken we onze luxueuze levensstijl, ofwel gaan we de uitdaging aan en zoeken we naar een manier om ons te vestigen in een mondiale kenniseconomie.
Dit vergt een verandering in houding. Dit is iets wat we kunnen doen. Het is verbazingwekkend om te zien hoe de overgang naar de pensioengerechtigde leeftijd is verlopen: van een gemiddelde van rond de 60 jaar hebben we nu een kwart miljoen werknemers ouder dan 67 jaar. Als er eenmaal overtuiging is, is het geld gemakkelijk te vinden – het jaarlijkse defensiebudget zal in 2023 met € 5 miljard stijgen.
De grote langetermijnverandering naar een kenniseconomie moet van het onderwijssysteem komen. De kwaliteit van het onderwijs is aangetast door bezuinigingen. Politieke keuzes, zoals het oplossen van maatschappelijke problemen door middel van onderwijs en het uitroepen van ‘hoger onderwijs voor iedereen’, hebben de normen verlaagd en ons tot het lachertje van Europa gemaakt, laat staan van Azië. ‘Discipline’ is een vies woord geworden, maar als we willen concurreren met de grote economieën van Azië, moeten de normen van onze middelbare scholen overeenkomen met die van onze hogere scholen. Dit is verre van de realiteit van vandaag.
Het ondersteunen van leraren op middelbare scholen door het organiseren van bezoeken aan fabrieken en laboratoria zou ertoe bijdragen dat jongeren naar het technisch onderwijs worden getrokken. Het is hypocriet als bedrijven klagen over het gebrek aan hoogopgeleide werknemers en tegelijkertijd weinig initiatieven nemen om de belangstelling voor technische wetenschappen te stimuleren of voldoende mogelijkheden te bieden voor praktijkopleidingen.
Financiële prikkels zoals een verlaagd collegegeld trekken studenten aan die niet erg gemotiveerd zijn. Het aanbieden van stagebanen aan nieuwe studenten is een betere manier om geld te verdienen. Als deze compensatie gepaard gaat met ervaring, zullen ze gemotiveerd zijn om hard te studeren.
Universiteiten moeten zich vooral richten op het bieden van het beste onderwijs. Dit komt doordat onderwijs en onderzoek in een monodisciplinaire omgeving en commitment aan het publiceren van resultaten niet effectief zijn. In feite zijn de wetenschappers die ons land ooit tot een van de meest innovatieve landen hebben gemaakt, zonder veel onderzoek aan universiteiten opgeleid. Het onderzoek werd uitgevoerd in goed uitgeruste instituten als Neher Laboratory, Shell, DSM en Philips Research.
De prestaties van deze industriële laboratoria hebben een gevoel van trots en respect voor technologie in de samenleving gecreëerd, waardoor de bereidheid van de jongere generatie om wiskunde en natuurkunde na te streven is toegenomen. We hebben goede en productieve industriële onderzoeksstructuren nodig voor een op kennis gebaseerde toekomst.
Ik roep ASML-co-leiderschap Peter Wennink en Martin van den Brink, die dit jaar aftreden, op om ons een waardige erfenis na te laten: een interdisciplinair ASML-onderzoekslaboratorium dat lijkt op de plek waar ooit de bakermat van hun bedrijf stond.
‘Webgeek. Wannabe-denker. Lezer. Freelance reisevangelist. Liefhebber van popcultuur. Gecertificeerde muziekwetenschapper.’