De stijging van de productie met 1% in april volgde op een daling van -3,8% in maart. Hoewel dit een teleurstellende bounce is, zien de fundamentele gegevens er nog slechter uit. De groei viel vooral terug tot een stijging van 21,5% in Ierland, dat tegenwoordig berucht is vanwege de volatiele productiecijfers. Grote landen kenden in april zwakke productiviteitsontwikkelingen. De Duitse productie bleef volgens de Europese definitie gelijk, Frankrijk noteerde een lichte stijging van 0,8%, terwijl Italië, Spanje en Nederland een krimp zagen van respectievelijk -1,9, -1,8 en -3,5%.
De industriële dynamiek geeft op zijn best een gemengd beeld voor de sector. Nieuwe orders zijn al een tijdje zwak. De binnenlandse vraag naar grondstoffen loopt al een tijdje terug en ook de mondiale bedrijvigheid viel tegen. Bovendien vervagen de inhaaleffecten van verstoringen in de toeleveringsketen. Enerzijds zouden lagere energieprijzen positief moeten werken vanuit een outputperspectief, maar over het algemeen heeft dat nog niet geleid tot een sterkere bedrijvigheid.
Deze release voorspelt niet veel goeds voor het bbp in het tweede kwartaal. Door de lichte productiestijging in april ligt de industriële productie ruim onder het gemiddelde van het eerste kwartaal. Gezien het feit dat peilingen in mei voor de sector pessimistisch blijven, zal de productie dit kwartaal waarschijnlijk krimpen. Nu de detailhandelsverkopen in april en mei vertragen, zijn de enquêtes pessimistisch. We verwachten niet veel van het tweede kwartaal in termen van economisch herstel na twee kwartalen van negatieve groei.