In het eindarrest van 16 juli 2021 besliste de Hoge Raad naar aanleiding van de uitspraak van de Advocaat-Generaal (AG) – In navolging van een eerdere uitspraak van het Hof van Beroep werd in 2011 misbruik gemaakt van het financiële systeem van een Franse private equity (PE) federatie om een Nederlandse groep (Fraudewet) De Hoge Raad oordeelde daarmee in het voordeel van de Nederlandse Belastingdienst door de rentekosten van de betreffende converteerbare leningsinstrumenten af te wijzen.
In onze vroegere tijden Artikel In dit geval hebben we het besluit van AG besproken en de verschillende stappen uiteengezet die moeten worden gevolgd bij de beoordeling van renteaftrek voor aandeelhoudersleningen.
Achtergrond
De casus van het Franse investeringsfonds dat in 2011 een groep Nederlandse bedrijven kocht. Om de overname te financieren, ontving het investeringsfonds financiering van zijn investeerders. De ingezamelde fondsen werden ingebracht als kapitaalinvesteringen en staan bekend als de vier Franse financiële transparante investeringsvehikels Gevaarlijke beleggingsfondsen (FCPR’s) Deze vier FCPR’s zijn commanditaire vennoten in een Brits partnerschap dat expliciet is voor Nederlandse belastingdoeleinden.
Kortom, een Nederlands overnamevehikel (NL Bidco – Coop) werd opgericht om aandelen van de Nederlandse groep te verwerven. De drie fondsen hadden een rechtstreeks belang van 30% in het acquisitievehikel en het resterende belang van 10% in het vierde fonds. NL Bitcoin – Coöperatie ontving financiering van FCPR’s in de vorm van gedeeltelijk converteerbare kredietinstrumenten met een samengestelde rente van 13% en een gedeeltelijk eigen vermogen in de vorm van bijdragen.
Na de overname trad de overgenomen Nederlandse groep NIT Bidco – Coop toe tot CIT als moedermaatschappij als financiële instelling. De gekozen financiële constructie creëerde een omgeving waarin de rentekosten van de financiële consolidatie konden worden verrekend met de winst van de Nederlandse groep, terwijl rente-inkomsten in Frankrijk niet werden belast vanwege het hybride karakter van de FCPR’s. Zie hieronder voor een vereenvoudigd configuratieschema.
Van bijzonder belang in dit geval is de toepassing van de basisbepaling anti-corrosierenteverlaging op grond van artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. De basis anti-erosieregel weigert rente af te trekken van een Nederlandse zakelijke betaler. onder meer, Als de verwerving van aandelen in een onderneming niet de basis is voor de financiering van de verwerving en overname, voornamelijk om goede zakelijke redenen.
De kredietgever wordt gedefinieerd als de betrokken partij wanneer de kredietgever een derde of meer rente heeft op de debiteur, of de andere partij een derde of meer rente houdt op de kredietgever en de debiteur. Aangezien geen van de HCPR’s voldoende belang (een derde of meer) in het Nederlandse bedrijf had, oordeelden het Hof en de AG dat de weigering van belang niet kon worden gebaseerd op de fundamentele anticorrosieregel.
Weliswaar is de basis anti-erosieregel tot 2017 gewijzigd door de zogenaamde gezamenlijke partijen met een uitbreiding van de definitie van betrokken partijen (Samenwerkend team), Kan niet worden gebruikt met achterwaartse kwetsbaarheden en kan daarom de betekenis van de betrokken partijen op het moment van de basistransactie (2011) niet veranderen.
Juridisch misbruik
Volgens de Nederlandse jurisprudentie bestaat het rechtsmisbruik uit drie elementen: de constructie is tot stand gekomen met het oogmerk van belasting (ontwijking), de constructie is kunstmatig en het effect ervan is niet in overeenstemming met de betekenis en het doel van de wet.
Het Hof van Beroep wees erop dat de converteerbare effecten niet naar behoren zijn belast op rente-inkomsten door de individuele FCPR’s en zijn gearrangeerd op een manier die in strijd is met de Nederlandse regels voor renteverlaging (d.w.z. de criteria van de betrokken partijen). Hierdoor is een belastingvoordeel gerealiseerd dat is opgezet met het oog op belastingontduiking, ervan uitgaande dat de structuur kunstmatig is. De Hoge Raad volgde de uitspraak van het Hof van Beroep.
Daarnaast moet worden vastgesteld of het effect van de regeling in strijd is met de inhoud en het doel van de basisregel tegen corrosie. De essentie van het Nederlandse procederen in deze zaak is dat het Hof geen kwijtschelding van belasting mag toestaan - behalve voor het opleggen van een belasting – die geen echte (commerciële) functie heeft. In dit kader achtte het hof (in navolging van de AG) de ogenschijnlijk zinloze voorlopige maatregelen van het overnamefinancieringsarrangement in strijd met de inhoud en strekking van de wet.
Doel en doel van de wet De belastingheffing van CIT wordt verhinderd door willekeur en door voortdurende (transactie-effecten) juridische transacties (bijv. converteerbare effecten). doel bereiken) en alleen voor overdreven belastingdoeleinden. De Hoge Raad handhaaft daarom de uitspraak van het Hof en ontkent dat de rentekosten van de converteerbare obligatie-instrumenten de wet hebben geschonden.
Vrijheid van keuze
In theorie herhaalt de Hoge Raad dat een Nederlandse onderneming de vrijheid heeft om eigen vermogen of vreemd vermogen aan te trekken om een doel te bereiken. Dit is ook in lijn met de vaste jurisprudentie en werd opnieuw bevestigd in de laatste zaak van de Hoge Raad van 9 juli 2021. De Hoge Raad oordeelde dat het financiële stelsel kunstmatig is, ingegeven door fiscale redenen en in casu de keuzevrijheid bij de financiering van de verwerving, in strijd met de inhoud en het doel van de wet.
Meenemen
Hoewel de zaak dateert uit 2011 en de wet sindsdien is veranderd, wordt het beschouwd als een belangrijke gebeurtenis voor veel PE-fondsen die in het verleden Nederlandse bedrijven hebben overgenomen via vergelijkbare financieringsstructuren voor overnames. Dit onderstreept nogmaals het belang van zorgvuldige fiscale planning bij het opzetten van een financieel systeem voor het verwerven van fondsen.
In het verleden was de Hoge Raad terughoudend om bedrijven te beperken in het financieren van bedrijfsinvesteringen (in de vorm van schuld of eigen vermogen). Uit dit arrest kan echter worden geconcludeerd dat deze vrijheid niet als onbeperkt moet worden beschouwd.
Gabriël von Gelder
Juridisch directeur
Sander Stubenroach
Junior Associate, DLA Piper Nederland
Het materiaal op deze site is bedoeld voor financiële instellingen, professionele beleggers en hun professionele adviseurs. Dit is alleen ter informatie. Lees ons alstublieft Voorwaarden En Privacybeleid Voordat u de site gebruikt. Alle producten zijn onderworpen aan strikt gehandhaafde auteursrechtwetten.
21 2021 Euromoney Institutional Investor PLC. Zie voor hulp Onze veelgestelde vragen.
deel dit artikel
‘Webgeek. Wannabe-denker. Lezer. Freelance reisevangelist. Liefhebber van popcultuur. Gecertificeerde muziekwetenschapper.’