De teams van EY-Parthenon zijn in maart 2021 aangesteld als curatoren. Een uniek aspect van deze betrokkenheid is vanaf het begin de media-aandacht geweest. Gezien de omvang en impact van dit faillissement was het een obstakel dat zowel Abengoa als EY-Parthenon gedurende het hele proces regelmatig moesten overwinnen en aanpakken.
Leningaanvragen
In eerste instantie werden de teams van EY-Parthenon gevraagd om te adviseren over het faillissement van het moederbedrijf, met de ambitie een alternatieve weg voorwaarts te vinden voor dochterondernemingen van Abengoa, waar het merendeel van de werknemers en schulden is ondergebracht.
Met steun van EY-teams vroegen de aangesloten bedrijven om hulp van het staatsbedrijf SEPI, dat vaak wordt gebruikt als instrument om overheidsbeleid te implementeren.
De gevraagde steun bestaat uit een aanvraag voor een reguliere lening van €203 miljoen en een syndicaatslening van €46 miljoen, alsmede een verbindingslijn van €200 miljoen ondersteund door CESCE (de Spaanse Export Credit Agency).
Steun geweigerd
In juni 2022 heeft het Ministerie van Intellectuele Eigendom echter de door de operationele dochterondernemingen gevraagde steun vóór het faillissement afgewezen, en in november 2022 gingen ook de belangrijkste dochterondernemingen failliet, waarbij de teams van EY-Parthenon nu als adviseurs in beide processen optreden.
Als insolventieadviseurs die verantwoordelijk waren voor faillissementsprocedures kregen de teams van EY-Parthenon te maken met extra complexiteit en nieuwe uitdagingen. Bovendien “probeerden veel partijen, vanwege de grote bekendheid van het bedrijf, aan te dringen op een snelle oplossing”, merkt Cuevas op.
Onder extra druk zijn de teams van EY-Parthenon gevraagd leiding te geven aan parallelle en overlappende operaties die het potentieel hebben om de Spaanse economie aanzienlijk te beïnvloeden. Dit maakt deze bijzondere opdracht uniek en er staat zoveel op het spel.
Ook de reikwijdte van de procedure is aanzienlijk uitgebreid: bij het initiële faillissement van het moederbedrijf was minder dan 1.000 miljoen euro betrokken, terwijl bij het faillissement van de belangrijkste dochterondernemingen van Abengoa ruim 5.000 miljoen euro, ongeveer 11.000 werknemers en technische projectgaranties variërend van 150 miljoen euro gemoeid waren. miljoen tot 200 miljoen euro.
In september 2022 werd in Spanje een nieuw juridisch kader inzake insolventie van kracht. Dit gebeurde rond de tijd dat Abengoa's tweede verzoekschrift werd ingediend. De nieuwe wetgeving is bedoeld om het huidige wettelijke kader met betrekking tot pre-faillissement te verbeteren en meer alternatieven te bieden. Op de lange termijn was dit gunstig voor zowel het EY- als het Abengoa-team, maar de omgang met een nieuwe reeks richtlijnen zorgde voor nieuwe uitdagingen en betekende dat de insolventie van dochterondernemingen moest plaatsvinden onder de nieuwe Europese faillissementswetgeving.
Uitstekende communicatie en samenwerking tussen het team
Als insolventiebeheerders leidden de teams van EY-Parthenon het proces en implementeerden ze elke stap van zowel oude als nieuwe commerciële insolventiekaders via bijeenkomsten met meerdere partijen, waaronder het bestuur en management van het bedrijf, investeerders, rechters, meer dan 22 verschillende financiële instellingen en openbare instellingen . instanties (ministerie, exportkredietagentschap, beursautoriteiten) en andere adviseurs, waardoor het gebruik van een volledig transparant en flexibel proces wordt gewaarborgd.
Gedetailleerde communicatie zorgt ervoor dat belanghebbenden tijdig toegang hebben tot consistente en actuele informatie om geïnformeerde besluitvorming te vergemakkelijken.
Tijdens de faillissementsprocedure hebben de teams van EY-Parthenon gebruik gemaakt van een breed scala aan vaardigheden uit het hele bedrijf om deze uitdagingen te overwinnen en het dagelijkse operationele management van de dochterondernemingen soepel te laten verlopen.
‘Webgeek. Wannabe-denker. Lezer. Freelance reisevangelist. Liefhebber van popcultuur. Gecertificeerde muziekwetenschapper.’